- leg
- n. voet; been; gedeelte (bij een wedstrijd); meeteenheid bij vliegen--------v. benen, vlug lopen; zich het vuur uit de sloffen lopenleg1[ leg] , 〈in betekenis 6 ook〉 leg side 〈→ Sporttermen: CricketSporttermen: Cricket/〉I 〈telbaar zelfstandig naamwoord〉1 been 〈van mens〉 ⇒ 〈in het bijzonder〉 onderbeen; 〈bij uitbreiding〉 kunstbeen2 poot 〈van dier〉 ⇒ 〈in het bijzonder〉 achterpoot3 beengedeelte van kledingstuk ⇒ been 〈van kous〉; (broeks)pijp4 poot 〈van meubel e.d.〉5 〈benaming voor〉gedeelte (van groter geheel) ⇒ etappe 〈van reis, wedstrijd e.d.〉; estafetteonderdeel; manche 〈van wedstrijd〉6 〈cricket〉helft van het veld 〈aan de erkant van een rechtshandige batsman (en omgekeerd)〉♦voorbeelden:1 wooden leg • houten been¶ feel/find one's legs • leren staan; leren lopenget someone back on his legs • iemand er weer bovenop helpengive someone a leg up • iemand een voetje geven; 〈figuurlijk〉iemand een handje helpenkeep one's legs • zich staande houdenpull someone's leg • iemand voor de gek houdenrun someone off his legs • iemand geen seconde met rust laten; iemand uitputtenshake a leg • opschietennot have a leg to stand on • geen poot hebben om op te staanstand on one's own legs • op eigen benen staanstretch one's legs • de benen strekken 〈door een wandeling〉take to one's legs • zich uit de voeten makenwalk one's legs off • zich het vuur uit de sloffen lopenwalk someone off his legs • iemand laten lopen tot hij erbij neervaltbe all legs • uit zijn krachten gegroeid zijnoff one's legs • zijn gemak ervan nemendbe (up) on one's legs • op de been zijnII 〈telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉 〈culinaria〉1 poot 〈in het bijzonder van gevogelte〉2 bout 〈in het bijzonder van kalf/lam/schaap〉3 schenkel♦voorbeelden:2 leg of mutton • schapenbout3 leg of veal • kalfsschenkelIII 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉 〈cricket〉1 veldhelft aan erzijde van rechtshandige batsman (en omgekeerd)♦voorbeelden:¶ leg before wicket • uit wegens obstructie van wicket 〈met ander lichaamsdeel dan hand〉————————leg2〈werkwoord; legged〉♦voorbeelden:¶ leg it • de benen nemen, ervandoor gaan; te voet gaan
English-Dutch dictionary. 2013.